Marie-Jose Column Alphens Nieuwsblad
Er zijn een aantal dingen waar ik ronduit slecht in ben. Eén daarvan is fileparkeren. Iets waarvan het zweet mij uitbreekt. Dus rijd ik bij het zien van een onmogelijke parkeerplaats graag door, op zoek naar een andere plek. Liever makkelijk inparkeren en een kilometer terug lopen dan met een pak zweet op m’n kop ergens voor de deur parkeren. En daarbij: ik vertik het om de volgend hit op Youtube te zijn.

Toch kom ik niet altijd onder dat zenuwslopende fileparkeren uit. Het wil namelijk wel eens dat er iemand naast me in de auto zit. Iemand die geen zin heeft om tien minuten door de regen te moeten lopen als er ook plek voor de deur is. Ja, echt waar. Die mensen bestaan.

En dus moet ik zo nu en dan buiten mijn comfortzone treden.

Zo ook vorige week in de Prins Hendrikstraat, waar het enorm vol stond. Angstvallig hield ik alle parkeermogelijkheden in de gaten, tot ik in de verte een lege parkeerplek zag. Nee hè, dacht ik bij mezelf terwijl ik vurig hoopte dat mijn vriend deze horrorplek niet in het vizier kreeg. Even overwoog ik een dotje gas bij te geven om de plek voorbij te scheuren, maar het was al te laat.

Zuchtend bracht ik de auto dan ook tot stilstand. ‘Nou schat, daar gaan we dan.’ Met ingehouden adem reed ik tergend langzaam achteruit en maakte ik de bewegingen waarvan ik altijd maar hoop dat ze bij fileparkeren horen.
Het resultaat was werkelijk verbluffend. ‘Nouja zeg, in één keer gelukt!’ riep ik verbaasd. Trots keek ik naar mijn vriend, die mij op zijn beurt bedenkelijk aanstaarde. ‘Ehh, we staan half op de weg.’

‘Serieus?’ Ik deed de deur open en zag dat we inderdaad ruim buiten het vak stonden. Net te veel om recht te praten. ‘Maar een metertje hoor’, giechelde ik.

Vastberaden begon ik aan een tweede poging en direct daarna aan een mislukte derde. ‘Oepsie’, zei ik toen het rechter achterwiel wéér de stoep raakte. ‘Vermaak je je een beetje?’, klonk het naast me.
‘Geen zorgen, schat. Nu gaat het lukken’, zei ik snel. ‘Ik zal nu naar jou luisteren, oké?’ Ik zette hem weer in z’n achteruit en volgde zorgvuldig zijn aanwijzingen op. ‘Nu indraaien… recht achteruit… nu pas terugdraaien. Ja, goed.’, klonk het opvallend rustig.

‘Yes. Gelukt!’ juichte ik opgelucht. Ik knuffelde mijn vriend en gaf hem een dikke pakkerd. ‘Ongelooflijk hoeveel geduld jij hebt zeg!’

Eindelijk konden we richting Hendrick’s Pub lopen. En terwijl ik zijn hand pakte, keek ik nog één keer om. ‘Hij staat er goed bij, vind je niet?’

Reageren? Mail gerust naar info@verweijcopywriting.nl.

Voor het eerst verschenen in Alphens Nieuwsblad op 23-01-2019